zaterdag 2 april 2011

Rotterdam 1956


's Morgens vanaf Zuid door de fietstunnel naar school op de Schonerbergerweg en tussen- de- middag vanaf school in een noodvaart heen en weer naar de houten keet onder het spoorwegviaduct, waarvan de deur nooit op slot was.
"Een kwartier voor God" stond op het bord naast het fietsenrek. Daar kwam ik voor. Maar vooral voor de tijd daaraan vooraf, om in die witblanke eenvoud alleen te kunnen zijn.
Was het er katholiek? Niets dat daar naar verwees, maar ik dacht het wel. Ik dacht dat dat hier moest: een kruis slaan, maar ik wilde dat ook graag. Ik wilde ook graag knielen, maar keek er niet iemand door een niet zichtbaar luikje naar mij om te zien of ik wel bij de kerk hoorde? Of ik het kruis goed sloeg of niet had mogen knielen. Ik was waar ik niet verwacht werd te zullen zijn, mijn vader zou mijn benen breken zoals hij had beloofd.

Elke dag om 1 uur hield een priester in wit gewaad een toespraakje met gebed en we zongen terwijl af en toe een boven ons voorbijrijdende trein denderend onze aandacht verplaatste.
De dag waaraan ik denk was de dag voor Kerstmis. Een vrije dag van school dus was ik in nerveuze spanning, door het wegglippen uit huis, vanaf Zuid over de Maasbruggen naar de plek op de Hoogstraat gereden, naar de groenhouten bouwkeet met de witte gordijntjes.
Toen ik na het "Kwartier" naar mijn fiets liep stond de priester in winterjas voor het fietsenrek en zei: "Kom je hier ook vanavond naar de Nachtmis met je ouders?"
Betrapt en zonder een woord griste ik mijn fiets weg en ben er nooit meer teruggeweest.

4 opmerkingen: